Het sterven zelf is wat anders dan het leven na de dood, hoewel het er wel mee te maken heeft. Het sterven is onderdeel van een proces: je hebt een leven vóór het sterven en een leven na het sterven en hoewel er een afbreking lijkt te zijn, is er toch een doorgaande beweging.
Het is belangrijk je op het sterven voor te bereiden. Praktische zaken als uitvaart en nalatenschap, maar ook wat Elisabeth Kübler-Ross de ‘unfinished business’ noemde moeten tijdig overdacht en geregeld worden. Op geestelijk/religieus gebied zijn er vanuit de Christengemeenschap de persoonlijk-priesterlijke begeleiding en daarmee verbonden de laatste communie, het biechtgesprek en de stervenswijding. Ook worden speciale diensten bij de begrafenis of crematie gehouden. Het is goed van te voren er over na te denken hoe dit alles een plek krijgt. Hoe kun je het afscheid laten verlopen zoals jij wilt? Na het sterven is je “ik” er immers niet meer en je hebt geen vat meer op de aardse werkelijkheid.
Wat gaat er door mensen heen die zich realiseren dat ze gaan sterven?
Het valt ook mij op dat veel mensen geen angst voor het sterven zelf hebben, maar wel moeite met de weg er naartoe: de aftakeling en het lijden, hoewel het laatste vaak verzacht kan worden. Er kan ook wanhoop en boosheid zijn; mensen kunnen de omgeving heel negatief tegemoet treden. Zelfs degene die iemand liefdevol verzorgt, kan dan onheus bejegend worden. Het is troostrijk om te weten dat je je dat niet persoonlijk hoeft aan te trekken, dat het iets algemeens is. Het is de schaduwkant, het dubbelgangerwezen van die persoonlijkheid dat dan naar boven komt en zich losmaakt – negatief, scherp, intellectueel. In het sterven kan dit zich ongecontroleerd uiten. Oudere mensen kunnen nu eenmaal soms ongegeneerd hun negatieve kant laten zien.
De laatste periode voor het sterven kan ook een periode van rust zijn. Mensen kunnen vol berusting accepteren wat zij in het laatste deel van hun levensweg te verwerken krijgen. Deze mensen worden niet bitter en stralen en zekere soevereiniteit uit. Dan krijg je soms een glimp te zien van wie iemand werkelijk is; dan treedt het hogere ‘ik’ naar voren.
Mensen die in de Christengemeenschap komen, met wie ik tijdens mijn werk als priester te maken had, kunnen meestal open over deze verschillende kanten van het bestaan spreken.
Het is een mij inspirerende gedacht dat het sterven, gezien vanuit het leven na de dood, een stralende gebeurtenis is. Dat het binnentreden in de geestelijke wereld gehuld is in een bijzonder licht en dat je met grote belangstelling terugblikt op wat er gebeurde toen je stierf.
Als priester ben je dienaar van Christus. Bij het voltrekken van de rituelen en gebeden verdicht zich de aanwezigheid van Christus en je probeert je bewustzijn daar op te richten. Het normale contact van mens tot mens wordt verrijkt met het hogere dat dan wil komen, de sterfsituatie wordt doorlaatbaar. Doorlaatbaar worden kan betekenen dat de stervende geestelijke ervaringen heeft, die natuurlijk al eerder los van de priester konden optreden. Vaak is dat een ontmoeting met de al eerder gestorvenen. Als priester verzorg je de stromende verbinding met de goddelijke wereld van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, die altijd al in het leven aanwezig waren.
In een sacrament kan de geest zich dus verdichten en kan de liefde van Christus werkzaam worden.
Met het willen ontvangen van de stervenswijding is de acceptatie van het gaan sterven verbonden.
Je wordt je bewust: het sterven is nu mijn levensfase. Ik weet dat mijn weg verder gaat, bevrijd van veel lasten die er voordien waren. Ik kan mijn levenslot in de handen van Christus leggen.
Een vrouw die een levensgevaarlijke operatie moest ondergaan, had voor de zekerheid de stervenswijding gekregen. Tijdens de operatie had zij ervaren dat er een mantel van koesterende warmte om haar heen was. Ze vertelde hierover toen ze was bijgekomen uit de narcose. Dit beeld is me altijd bijgebleven. De helende olie, die met de drie kruisjes een resonantie in zich draagt van het mysterie van Golgotha, en die in drie kruisjes op het voorhoofd wordt aangebracht, geeft een warmteomhulling waarin je je geborgen voelt. Het is een soort licht, een liefdekracht: een zegen.
De kiem die je geworden bent aan het einde van je leven wordt wanneer je de geestelijke wereld binnentreedt door de warmtemantel van de olie omhuld. Het spreekt me enorm aan dat iets wat tijdens ons leven in ons groeide een kiem voor de toekomst na het sterven is. De olie is niet alleen maar een mantel van warmte; hij kan de wezensdelen bij wijze van spreken ‘smeren’, zodat je wat gemakkelijker uit dit leven glijdt. Maar hij kan ook genezen, zodat je nog iets langer op aarde kunt blijven, omdat er nog iets voor je te doen is.
Het is een grandioos moment, maar ook een groot geschenk dat je als priester de stervenswijding mag geven. Je mag iets heel bijzonders in het leven van een ander mens meemaken. Je mag ervaren dat mensen ook ‘ja’ kunnen zeggen tegen het feit dat ze gaan sterven. Het is heel belangrijk dat ze er vrede mee hebben dat ze door de poort van de dood gaan. Het ontvangen van de stervenswijding kan alleen gebaseerd zijn op het feit dat je er ‘ja’ tegen zegt. Er is dan een met geestvervulde berusting, doortrokken van licht en warmte – iets heel bijzonders in de aura van de stervenswijding. Het is de moeite waard om het sterven te wijden. In het leven is de stervenswijding een kostbare gebeurtenis met heel grote dimensies.
Zo kom je uit het voorgeboortelijke leven en de rijkdommen van de kosmos naar het wonder van het aardeleven. Je vouwt jezelf samen en metamorfoseert in de aardse persoonlijkheid na de geboorte. Je leeft en streeft en sterft tenslotte. Je hebt je biografie doorleefd en gebouwd.
Na de dood wordt de geestkosmos weer zichtbaar voor je en wellicht neem je geschenken mee naar die goddelijke wereld die alles mogelijk maakt: nu, in het verleden en in de toekomst.
Frank Storm is priester in de Christengemeenschap