Kortgeleden hoorde ik dat iemand door euthanasie zou overlijden. De persoon in kwestie, licht dementerend, had gezegd: ‘Volgende week gaat de stekker er uit’. De uitdrukking bleef bij me hangen. Wonderlijk beeld eigenlijk. Via een stekker krijgt een apparaat energie vanuit het elektriciteitsnet. Als de stekker eruit gaat vervalt het verbindingspunt en werkt het apparaat niet meer. Het beeld, toegepast op het leven en op de beëindiging ervan, levert twee vragen op die van belang lijken: Waar komt het leven vandaan, hoe stroomt het bij ons binnen? En ook: wat gebeurt er als je het verbindingspunt met het leven doelbewust loslaat?
Ineens herinnerde ik me een passage uit ‘Het teruggevonden licht’ van Jacques Lusseyran. Lusseyran beschrijft een moment tijdens zijn gevangenschap in concentratiekamp Buchenwald in 1944. Hij was daar terechtgekomen omdat hij bij het verzet betrokken en verraden was. Hij wordt op een dag door zijn kameraden naar de ziekenbarak gedragen, met 41 graden koorts. Ondanks de hoge koorts beleeft hij lucide helder hoe zijn organen een voor een uitvallen. Zijn hart klopt nog heel zacht. Zijn lichaam kronkelt van de pijn, maar het wil nog niet heengaan. En dan, op het randje van de dood, beleeft hij:
“Heb ik gezegd dat de dood zich van mij meester had gemaakt? Als ik dat gezegd heb was dat een vergissing. Ziekte en pijn wel, maar de dood niet. Integendeel, het leven, ja, hoe ongelooflijk dit ook klinkt: het leven had geheel en al bezit van mij genomen; nog nooit had ik zo intens geleefd. Het leven was in mij substantie geworden. Die drong bij mij binnen met een kracht die duizendmaal sterker was dan ikzelf. […] Het kwam als een helder glanzende golf, als een liefkozing van licht naar me toe. […] Het raakte me aan en sloeg als een golf over me heen; ik liet me erop drijven. Vanuit het diepst van mijn verwondering stamelde ik namen, of nee, ik sprak ze niet uit, ze klonken vanzelf: voorzienigheid, beschermengel, Jezus Christus, God. Ik probeerde niet om na te denken. Ik dronk aan de bron. En weer dronk ik en weer en weer. Deze hemelse bron wilde ik niet meer verlaten! […] Het was het Leven dat mijn leven behoedde. […] De enige strijd die ik te strijden had: ik mocht niet toestaan dat de angst mijn lichaam zou overweldigen. Want angst doodt, maar vreugde schenkt leven.”
Een groter contrast is er niet: de enorme dankbaarheid voor de verbinding met het leven zelf, tegenover de intentie om de verbinding met het leven te (laten) verbreken.
Waar maak je je dan bij euthanasie van los? Mijn indruk is dat we, bij een normaal verlopend sterven, worden afgehaald en begeleid naar een nieuwe vorm van leven. Gedurende het sterfproces groeien we daar naartoe. Van dat geleide naar die andere vorm van leven getuigen ook velen die een bijna-dood-ervaring meemaakten. Zal dat geleide er wel voor je zijn als je hier niet meer wilt leven en zelf de verbinding beëindigt, ‘de stekker eruit trekt’?