Ze is van goede komaf, vertelt ze me. Ze woonde ooit met haar gezin in een mooi huis in Kabul; haar man bekleedde een hoge positie. Toen hij werd opgepakt, vluchtte ze met hun drie zonen uit Afghanistan naar Pakistan. Ook daar, in een kamp, voelden ze zich niet veilig. Zo kwamen ze uiteindelijk samen in Nederland terecht. Zij opende een naaiatelier en leerde haar zonen hun eigen brood te verdienen.
Een van hen spreekt aardig Nederlands en tolkt voor haar, nu ze in het hospice ligt. Op een dag vraagt ze me: “Zou u met me willen bidden?” Verrast zeg ik: “Ik ben christen, wat jammer dat ik geen islamitisch gebed ken!” “Er is maar één God voor ons allen. Bid zoals u dat gewend bent, het zal me helpen.” Ontroerd bid ik het Onze Vader voor haar.
Met een gevoel van diepe eerbied verlaat ik de kamer.